Atje Gaastra

De gemeente Idaarderadeel kreeg van Atje Gaastra in 1949 een grote kostbare schenking.  

Wie was Atje Gaastra en wat bewoog haar om al haar bezittingen aan onze gemeente te schenken, hoewel ze het grootste deel van haar leven niet in Grou woonde.

(klik op een afbeelding voor een vergroting)

Atje Gaastra op 3 juli 1956 bij de officiële opening van het museum, voor de vitrine met de collectie antiek, zilveren, gouden en porseleinen voorwerpen.

(Foto: LC, Wersjen nei Fryslân)

Atje Gaastra is in 1873 in Grouw geboren is. Haar vader, Johannes Sj. Gaastra (1835-1901) kwam uit een familie van zilversmeden in Gorredijk. In Grou kwam hij in het bezit van het beurtschip ‘De Grouw’. Dit schip verving hij door de ‘Oostergo’. Zijn zoons Sjoerd en Hendrik werden daarvan de eigenaars. De moeder van Atje was Neeltje Piers Sjollema (1836-1918). De Sjollema’s, een vooraanstaande Grouster familie, waren reders en scheepsbouwers.

Johannes en Neeltje trouwden in 1858 en kregen 8 kinderen. Atje was de op één na jongste.

In 1862 kochten Johannes en Neeltje een woning aan de Hoofdstraat (Grutte Buorren). De woning stond op de plaats waar nu de Doorbraak is.

(klik op een afbeelding voor een vergroting)

In 1918 (sterfjaar van moeder Neeltje) werd de woning verkocht aan Molenaar’s zeilmakerij. 

Advertentie uit de LC van 14 maart 1918:

(klik op een afbeelding voor een vergroting)

We kunnen aannemen dat Atje Gaastra geboren is en gewoond heeft in het huis aan de Grutte Buorren in Grou. Haar broers Sjoerd en Hendrik verlaten Grou en worden gardenier (tuinders) in Gytsjerk. De stoomboot ‘Oostergo’ hadden ze al eerder verkocht. 

Atje Gaastra trouwde niet en verliet in 1896 het ouderlijk huis. Ze verbleef een paar jaar in Gorredijk. Nadat ze korte tijd weer in Grou had gewoond vertrok ze naar Weidum, tot ze in 1911 samen met broer Pier, een bakker, een huis liet bouwen in Aldtsjerk. Ook haar beide ongetrouwde zussen Akke en Johanna trokken hier bij in. 

(klik op een afbeelding voor een vergroting)

Atje Gaastra overleefde ze alle drie en besloot in 1948 haar rijke bezit aan de gemeente Idaarderadeel te schenken.

Wat bracht haar tot die stap? We weten dat ze briefcontact had met de conservator en medeoprichter van het toenmalige Gemeente Museum in Grou. Het is mogelijk dat ze vond dat het familiebezit van de Sjollema’s, een echte Grouster familie, terug moest naar Grou.

In de raadsvergadering van de gemeente Idaarderadeel op 13 december 1948 is meegedeeld:

… aanvaarding schenking van mej. A. Gaastra …

In 1951 is ‘Friesma Hiem’ aan de Nesserdyk in Grou gereed en Atje Gaastra verhuist naar dit bejaardenhuis. Ze heeft daar maar twee jaar gewoond, want het beviel haar slecht. Samen met een medebewoner, de heer van der Zijl is ze naar ‘Colle Hiem’ in Kollum gegaan.

In het verslag van de raadsvergadering van 29 maart 1954 lezen we:

De uitvoering (van het geplande museum) conform de overgelegde tekening zal naar schatting een totale uitgave vergen van f 4200,– Ofschoon met het oog op de financiële positie der gemeente zoveel mogelijk naar zuinigheid dient te worden gestreefd, achten wij deze uitgaaf verantwoord, temeer, omdat de schenking van mej. Gaastra in strijd met de bedoeling van de schenkster voor een deel niet geëxposeerd is wegens gebrek aan expositieruimte’.

En even verderop in hetzelfde verslag:

Bij slecht weer zal het museum een welkome afleiding betekenen voor de vele toeristen, die ’s zomers te Grouw vertoeven. Ook voor hen die gezelschapsreizen naar Grouw maken en een ogenblik verpozing zoeken in het dorpje, is de aanwezigheid van een zodanige inrichting niet van belang ontbloot, omdat het dorp overigens weinig bezienswaardigheden heeft.’

In de akte, opgemaakt door notaris meester Allert Nanne Duintjer op 28 februari 1949, stond duidelijk de niet mis te verstane tekst:

(klik op een afbeelding voor een vergroting)

In een brief van Atje Gaastra van 2 november 1954 aan de voormalig conservator laat zij weten dat ze vindt dat alles niet naar wens verloopt en dat alles veel te lang duurt:

Nu het plan is dat burgemeester Renken van Grouw gaat zou ik gaarne van u willen weten hoe het met het antiek is dat ik geschonken heb als dat al uitgestald is er is meer dan dat M.H. Beeling op de lijst heeft geschreven’.

En verder in deze brief:

Als ik en notaris het zoo ingezien hadden was het al anders beschreven worden het is nu al 4 jaar dat het er gekomen is. Van der Zijl en ik hebben het hier best wat is de voeding veel beter en minder betalen en de directrice is een geheel ander mensch’.

Atje Gaastra is blijkbaar niet erg te spreken over burgemeester Renken en is dus tevreden als hij per 1 januari 1955 vertrekt. Burgemeester Walda volgt hem op per 1 maart 1955.

In een brief van 12 mei 1955 beschrijft ze nog eens haar slechte ervaringen met de gemeente en haar verblijf in ‘Friesma Hiem’:

U schrijven van 8 mei met blijdschap ontvangen nu weet ik toch eindelijk hoe of het met het goed komt. Zou wel willen dat ik het u niet geschonken had nu ik daar zo gemeen behandeld ben geworden.’

En verderop in dezelfde brief:

De avond van 21 mei 1952 dat ik niets misdeed of miszeide moest ik de avonds zonder eten op bed, nadien heb ik nooit weer 1 woord tegen dat wijf gezegd ze dacht door me te pesten klein zou krijgen maar dan was ze mis’.

Tenslotte geeft ze nog aan dat er nog meer te schenken valt:

Heb een gedicht dat heeft master Herre Gerrits van der Veen vroeger schoolmeester en geboren te Grouw gemaakt te Giekerk bij de Wed. van Hendrik zijn meer als die ze willen geven tenminste als er belang in gesteld wordt. Het plan is dat van Zijl en ik donderdag 9 juni bij Dr. v.d. Meer op bezoek zullen als er van gebruikt kan worden zou het dan mee kunnen nemen. In afwachting en groetend, A. Gaastra’.

Een aantal van deze gedichten is inderdaad in het bezit van ons museum.

In september 1955 kan eindelijk na de raadsvergadering de collectie van Atje Gaastra bewonderd worden. In het verslag van de vergadering van de raad van Idaarderadeel van 30-09-1955 lezen we:

Na afloop van de vergadering richt de voorzitter zich tot de publieke tribune, waar de dames van de raadsleden zitten. Zij hebben deze avond eens kunnen zien en horen hoe het in een raadsvergadering toegaat. Hij nodigde hen vervolgens uit om het gemeentehuis en de oudheidkamer, welke gereed is gekomen, te bezichtigen. Vooral de oudheidkamer genoot veel belangstelling. Een zeer grote kaart van de gemeente, een pracht collectie vogels, het mooie antiek, geschenk van Mej. Gaastra, alles in vitrines, tentoongesteld.’

In juli 1956 wordt het Gemeente Museum pas officieel geopend.

Atje Gaastra blijft in Kollum wonen, waar ze op 25 april 1972 op 98-jarige leeftijd overlijdt. Ze wordt in Grou begraven.